‘Ik gebruik evenwel mijn genialiteit om de wellustige kant van de wreedheid te schilderen’
Comte de Lautréamont (Isidore Ducasse) (1869). De Zangen van Maldoror, Parijs
‘Niets in de kunst heeft bij mij zo’n weergaloze, daverende indruk achtergelaten als het proza (van) Lautréamont.....’
Guy Debord (1985). Panégyrique, Parijs
Voorwoord
Alle onvermijdelijke kritiek op het werk van Lautréamont (pseudoniem van Isidore Ducasse 1846-1870) is tegenwoordig geen onderwerp van discussie meer. En als die nog opduikt, dan hoef je die alleen maar te negeren en te neutraliseren. Want aan het tijdvak van de adolescente broodschrijverskritiek met hun ellenlange uiteenzettingen over onverwerkte kindertraumata, sexuele afwijkingen en geestelijke afdwalingen van een schrijver, is al lang een einde gekomen.
Zoals een lichaam op een natuurlijke wijze op een koortsaanval reageert, zo leiden bepaalde systematische vernietigende oordelen (die, zoals al gezegd is, vaak lachwekkend waren) tot nog meer xenofobische en exotische reacties. Dit inzicht opent een nieuw verrassend perspectief. Enerzijds wijst het voor een handvol mensen op een onvermijdelijke reactie op een onvermijdelijke irritatie, anderzijds biedt het voor de minder ambitieus ingestelden een mogelijkheid ze onder te brengen in een biografie of een wetenschappelijke studie.
Zoals ons immuunsysteem om je onder te dompelen in een tekst door de mediale omgeving is geïnfecteerd, zo is ook ons denken, onze nieuwsgierigheid door de werkelijkheid hevig aangetast. Dat wordt doorgaans in de wetenschap de onvolprezen ontwikkeling genoemd. Je kunt alleen nog naar de toekomst blikken en niet meer naar het verleden kijken. Dat moet Lautréamont al hebben voorgevoeld toen hij zijn Les Chants de Maldoror voltooide om zich enthousiast op zijn Poésies<1> te storten die een breekpunt vormden met zijn voorafgaande werk. Later zal Rainer Maria Rilke deze plotselinge overgang in een pakkende dichtregel proberen samen te vatten ‘Du mußt dein Leben ändern’<2>.
Wat anders gezegd een oprechte anti-autoritaire oproep is om niet alleen jezelf maar ook de buitenwereld te provoceren. Tegenwoordig klinkt dit geluid nog sporadisch, het lijkt op een wegstervende echo uit een ver verleden. Op esthetisch gebied, en niet alleen op dit gebied, is eerder sprake van een virulente verslaving aan autoriteit. Iedere provocatie is verworden tot een repressieve ervaring die in het huidige tijdvak belevenis wordt genoemd en die alleen, eenmaal geclassificeerd in een ingewikkeld, gedifferentieerd systeem, van elkaar te onderscheiden is.
Je zou De zangen van Maldoror als een grote avontuurlijke zeereis kunnen beschouwen<3> waar je plotseling door heftige stormen, door onverwachte schipbreuken wordt overvallen<4>. Het is een zwemmen in een oceaan van woorden en beelden die verpakt zijn in verrassende aforismen, klassieke teksten, poëtische ontboezemingen (zo passeren afwisselend teksten uit de Ilias, de Odyssee; aforismen uit de Franse moralistisch school met figuren als Pascal, Montaigne, Vauvenargues; flarden uit de joodse geheime leer, de kabbala, en exotische figuren uit het bestiarium van Buffon de revue).
In de tijd van Lautréamont werden schepen de oceaan op gestuurd waarbij men van te voren wist dat zij flinke averij zouden kunnen oplopen, dat ze door een of andere natuurramp getroffen zouden kunnen worden. Maar telkenmale hoopte men dat men met een rijke buit zou terugkeren. Je begint ten slotte aan een avontuur om wederom rijker en ongeschonden de thuishaven te bereiken. Het was in die glorieuze tijd van de paardenkracht dat Ducasse de oude oceaan doorkruiste eerst met een driemaster, later met een stoomboot.
Maanden had hij de tijd om over de railing in de diepte van de oceaan te turen om de meest afzichtelijke zeemonsters, die zich dan weer als kwade geesten, dan weer als demonen vermomden, voor zijn geestesoog te toveren. Met de poëzie als enige wapen om ze te bestrijden. Poëzie werd nog gezien als een vlucht uit de aardse ellende, als een hartstochtelijke noodkreet om vrijheid en geluk. De dichter beschouwt zichzelf als een drenkeling die uit wanhoop een fles met een intieme ontboezeming de zee in gooit in de hoop dat die ooit ergens, in een ver land, aanspoelt en door een of ander lieftallig gedroomd wezen zal worden beantwoord.
Tegenwoordig valt sterk te betwijfelen of de metafoor van de schipbreuk die staat voor een tegendraadse, alogische wijze van denken nog opgeld doet. In weerwil van de moedeloze demoraliserende tijdgeest blijven sommige serieuze lieden beweren dat een wonderbaarlijke bovennatuurlijke wijze van denken helemaal niet verdwenen is. Maar waar zijn de gezonken schepen dan, waar zijn die verdwaalde schipbreukelingen en drenkelingen? Alle surreële oordelen moeten herzien worden die de laatste dertig jaar het intellectuele vertoog grondig hebben verstoord.
Er hebben zich de laatste decennia talloze crises voorgedaan die op de labiele, chaotische sfeer wezen, maar niemand stond daar voor open<5>?
We verkeren ten slotte in een fase van een ongekende lichtzinnigheid en vermaak. Vaak wordt vergeten dat de moderne tijd nog gebouwd was op een speelveld van antagonistische psychopolitieke krachten die elkaar om het hardst bevochten. Nu zijn de lichtzinnige, frivole krachten, aangevuurd door de vermaakindustrie, in een felle strijd gewikkeld met de serieuze, conservatieve, pragmatische tendenzen. Zolang de lichtzinnigheidscultuur bestaat heeft men geen oor meer voor tegengeluiden.
Wij ondergaan gebeurtenissen die qua omvang en reikwijdte pas door een volgende generatie op waarde kunnen worden geschat. Anders gezegd we zijn in een tijdvak van onmenselijke, buiten- en bovenmenselijke snelheden beland die met ons leven op de loop gaat . De versnelling is zo groot dat wij slechts een vage notie hebben van wat ons overkomt. De oude spelregels, die ruim voor de millenniumwisseling al waren afgeschaft, evenals de maatstaven die aangelegd werden om filosofische en literaire werken naar waarde te beoordelen behoorden nog tot de wereld van de menselijke maat, tot het domein van de menselijke snelheid, tot het tijdperk van de paardenkracht. Maar sinds dertig jaar is de electronisering van de wereld in een stroomversnelling terecht gekomen.
Door de supersnelle media ontstond de synchronisering van de processen in de wereld die tot een leven in gelijktijdigheid leidt waar we logisch en biologisch niet op voorbereid zijn. Elke extremiteit, elke afwijking, elke aberratie wordt door de windtunnels van het spektakel gejaagd. Maar omdat de snelheid zo hoog is, is er altijd wel weer een werk dat aan de aandacht ervan ontsnapt en zo’n werk is De Zangen van Maldoror. De afwijking is nog niet verslagen. Want vanwege onze in wezen psychische en culturele opstandige structuur blijven we schatgravers die dankzij de onvolprezen evolutie de schat niet meer aan gene zijde hoeven te zoeken, maar in deze wereld kunnen vinden.
‘De werkelijkheid is datgene wat het geval is’, schrijft Wittgenstein vluchtig in een notitieblokje als hij zijn tijd doodt in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Lautréamont die zijn tijd ver vooruit was, weigerde meer dan vijfenveertig jaar eerder al deze categorische imperatief van ‘ervaar de wereld zoals hij is’ te onderschrijven.
Soms moet een herinnering die diep in het collectief bewustzijn staat gegrift weer tot leven worden gewekt. Zo’n unieke en monumentale herinnering is
De Zangen van Maldoror.
Utrecht, december 2010
1. Poésies verscheen in twee deeltjes in 1870. Nederlandse vertaling René Sanders (1990), Poésies, Amsterdam, heruitgave in 2010 onder de titel van Hondse Gedichten, Utrecht. Hierin een uitgebreid commentaar op de breuk tussen De Zangen en Hondse Gedichten en haar betekenis voor de geschiedenis van de poëzie en de filosofie.
2. R.M. Rilke (1908), Archaïscher Torso Apollos, uit Die Neuen Gedichte Anderer Teil.
3. Lautréamont is door de kritiek al naargelang zich een nieuw modieus verschijnsel in de wetenschap voordeed, als pederast, homosexueel, sadomasochist, geniaal, gek, masturbant, bestiaal, monsterachtig wezen ontmaskerd; als een verderfelijk persoon met abjecte fantasieën, als een walgelijk, onzedelijk,chaotisch, geschift, verward, hallucinerend wezen afgeschilderd.
4. De geboren Montevideaan steekt driemaal de grote oceaan over naar het land van zijn vader (zie verder uitgebreide biografie in Hondse Gedichten).
5. Zie het werk van de urbanist en filosoof Paul Virilio, zoals dat is samengevat in zijn uiteenzettingen over de dromologie o.a.in Paul Virilio (1984), L’horizon négatif , Parijs.
6. Zie R. Sanders (2010), De chaosmaatschappij, Utrecht.
Dit is het voorwoord van een bij Kelderuitgeverij verschenen uitgave van
De zangen van Maldoror een vertaling van de Les chants de Maldoror van Comte de Lautréamont (Isidore Ducasse).
De uitgave is te bestellen via Kelder Uitgeverij