‘Een goede reiziger heeft geen vastomlijnd reisplan, evenmin is het zijn doel ergens te arriveren’, Lao Tse (6e eeuw v. Chr.).
Inleiding: Grenzeloos denken
Dit werk is een weergave van een nogal omvangrijk onderzoek naar wanneer grenzen zijn ontstaan, aangebracht, opgericht, vastgesteld, vastgelegd en hoe ze zijn overschreden, verlegd, verplaatst, verschoven, ontmanteld en opgeheven. En daarbij doel ik niet alleen op filosofische, psychologische, culturele, religieuze en ideologische grenzen maar ook op sociale, economische, (geo)politieke, territoriale grenzen, op de grenzen van het huidige politiek-economische systeem en al die systemen uit het verleden, die wij eens beschavingen plachten te noemen. Vooral de grenzen die systemen bepalen, afschermen, afbakenen en markeren blijken door de hele geschiedenis heen veelvuldig aanleiding te zijn geweest tot heftige geschillen en conflicten die vaak, en dan druk ik me nog zacht uit, volkomen uit de hand zijn gelopen.
Maar eerst stel ik de grenzen die aangebracht zijn tussen het denken en de werkelijkheid ter discussie waarbij ik niet alleen de grenzen
tussen het kritische bewustzijn en de uitwendige werkelijkheid op het oog heb, maar ook de grenzen die in het individuele bewustzijn zijn
opgetrokken. Daar bevinden zich namelijk de obstakels, de struikelblokken en barrières die de verborgene, duistere, fantasierijke zones
blokkeren. Deze hinderlijke versperringen zal ik hoe dan ook moeten opruimen om de minst toegankelijke gebieden, de meest onherbergzame van mijn bewustzijn te leren kennen.
Kortom: Dit boek gaat over de vele grenzen die er sinds mensenheugenis zijn opgetrokken, te weten de filosofische, metafysische, ideologische, psychologische, fysieke, (geo)politieke die van het denken en de werkelijkheid, die van het leven en de dood, het zijn en het niets.
Hierbij blijft het niet. Ik sta namelijk niet alleen stil bij al die conflicten die voortgevloeid zijn uit het aanbrengen, verplaatsen etc. van grenzen – vaak hebben die in het verleden de ondergang ingeluid van de meest uiteenlopende systemen – maar ook bij de veelvoud aan factoren die ertoe hebben bijgedragen dat die systemen na verloop van tijd in verval raken, afbrokkelen, uiteenvallen en aan betekenis inboeten en soms zelfs helemaal verdwijnen of deels of geheel door andere systemen worden opgeslokt.
Maar allereerst pakken we de geproblematiseerde grenssituaties van mens en werkelijkheid bij de kop. Zonder een grens, zo vertelt ons de filosofie, is er geen bewustzijn, zonder grens is er geen onderscheid, zonder grens is er geen individu, zonder grens is er geen werkelijkheid. Zonder grens zou er een vormloze en ongedifferentieerde werkelijkheid bestaan. De grens brengt namelijk het onderscheid aan tussen mens en werkelijkheid. Maar de grens is een vorm, een vaste opgelegde vorm die vaak uitgroeit tot een onaantastbaar instituut. En deze opgelegde vorm moet, er is geen andere weg, ontmanteld en opgeruimd worden om een nieuw bewustzijn, een andere wijze van denken, een nieuwe vorm van kritiek mogelijk te maken.
Welke mogelijkheden staan ons daartoe ter beschikking? Een van die mogelijkheden is - zoals ik in mijn vorige boeken al naar voren heb gebracht - de kritiek die het oude cynisme bepleit. Dat ouderwetse, oprechte cynisme - niet het huidige bloedeloze gecultiveerde cynisme - is in staat de starre grenzen te doorbreken. Dat cynisme trekt de kritiek over de streep van het aanvaardbare. Dat cynisme verpulvert de vage mystiek van alle collectieve en totalitaire tendensen. Dat cynisme onderscheidt, preciseert, corrigeert, verduidelijkt de dimensies, de gebieden, de systemen. Dat cynisme is een guerrilla tegen het gecultiveerde pathos, tegen het postmoderne nihilisme, tegen het hedendaagse minimalisme.
Om het heden te kunnen verklaren, moet ik te rade gaan bij de geschiedenis. Na enig graafwerk ben ik tot de conclusie gekomen dat de geschiedenis zoals die ons doorgaans wordt onderwezen een opsomming is van vileine grenswachters, corrupte douaniers, onbehouwen bewakers en brute grenssoldaten. Tevens blijkt diezelfde geschiedenis, en dat is op zich niet bijzonder, een smalend en laatdunkend beeld te schetsen van moedige geesten die met gevaar voor eigen leven het gewaagd hebben de grens te overschrijden of die die bewust vanuit een bepaalde overtuiging genegeerd hebben. En dan heb ik het voor alle duidelijkheid hier niet over degenen die zich bedienen van een voor de hand liggende grensretoriek die eenvoudig te ontmaskeren is en die onder het wakende oog van de media met veel vertoon de grens passeren of over diegenen die zich vaak onder zeer ‘gunstige’ voorwaarden engageren met de andere kant van de grens.
Deze houding is zoals dat heet politiek aanvaardbaar en financieel technisch gezien lucratief, vooral in tijden (de huidige tijd) waarin niet de grote maar de onbeduidende tegenstellingen en kleine gebeurtenissen uitvergroot worden. Om deze incidenten die achteraf gezien vaak zeer ingrijpend blijken te zijn - de verstrekkende gevolgen ervan worden doorgaans pas later onderkend - over het voetlicht te brengen is een vaste ploeg van grensduiders ingehuurd, die de strikte opdracht gekregen hebben die gebeurtenissen in een paar ‘kernachtige’ woorden samen te vatten.
Zelfs tamelijk gecompliceerde grenssituaties, zoals die zich recentelijk weer voorgedaan hebben, dienen in een kort tijdsbestek in ‘voor iedereen begrijpelijke zinnen’ weergegeven te worden.
Kortom, zelden, en dat zegt alles over hen en de huidige tijdgeest, slagen deze duiders erin die gebeurtenissen en incidenten in een ideologische, politieke of economische context te plaatsen. Neen, voor de media blijft de ‘grote’ wereld een aaneenschakeling van incidenten.
Ook voor publieksfilosofen is het aantrekkelijk om in het openbaar, ook hun zendtijd is beperkt, een zo vlot mogelijk verhaal te vertellen,
liefst doorspekt met veel persoonlijke details, over hoe zij erin zijn geslaagd om het even welke grens te overschrijden, welke wonderlijke
avonturen zij niet hebben meegemaakt en hoe zij dat allemaal in die uitheemse oorden hebben klaargespeeld. Alles wel beschouwd onthullen hun
gedrag en dat van anderen alleen maar de zielige identiteit van een persoon die besmet is geraakt met het wijdverbreide virus dat narcisme
heet, anders gezegd deze persoon is een ernstig slachtoffer geworden van de chronische ziekte die te boek staat als zelfgenoegzaamheid.
Hedendaags denken is niets anders dan een ‘minuutdenken’, een ‘vraaggespreksdenken’, een ‘tafelgespreksdenken’, een ‘werelddraaidoor’-denken.
Om een lang verhaal kort te maken: ook de zogenaamde geproblematiseerde grensfilosofie van degenen die menen dat zij nergens toe behoren, en prat gaan op hun zogenaamde objectieve en ‘onafhankelijke’ standpuntbepaling, bestaat vaak uit een versleten repertoire van gemeenplaatsen. Zij wordt geuit door personen die schaamteloos, zonder gêne in de media willen scoren. En tot deze categorie reken ik ook de huidige filosofen. Zij zijn grensfilosofen geworden, die in plaats van grenzen overschrijden en bakens verzetten nauwlettend de grenzen in de gaten houden om iedereen die het waagt of poogt de grens te passeren aan de schandpaal te nagelen.
Tot een dergelijk gezelschap wil ik niet gerekend worden. Ik richt me op een andere wereld. Voor mij vormen de verhalen die ons overgeleverd zijn uit de nomadencultuur - de verhalen die altijd gaan over het overschrijden van grenzen, over de hartstocht en de liefde voor het andere en de verre afstand - een belangrijke inspiratiebron. En dat geldt evenzeer voor de vlucht en de dooltocht die alleen zo nu en dan, her en der een provisorisch huis heeft in een anonieme sedentaire omgeving ? of dat nu een huis, luchthaven of een café is – en die altijd een etappe is naar het andere, altijd een tussenstation is, een tijdelijke plek om van daaruit de grens te passeren.
Maar eigenlijk zou de echte avonturier die uitwendige plek, die buitenplaats, dat tussenstation, dat romantische oord niet nodig moeten hebben, omdat hij hem al, als het goed is, in zijn binnenste draagt. Voor hem vervult dat tijdelijke oord uitsluitend de functie van een springplank, het is een uitvalsbasis om aangemoedigd door zijn ‘eigen’ onder woorden gebrachte kritiek de grenzen van de politieke en economische werkelijkheid te doorbreken en, niet onbelangrijk in dezen, de bakens in zijn bewustzijn te verzetten.
De grens is niet pas in deze tijd een heilig instituut geworden. Nee, de heiligverklaring van de grens blijkt van alle tijden te zijn. Dus al heel vroeg op de tijdsbalk heeft een godheid, duivels persoon, tiran of heerser in welke hoedanigheid dan ook hemel en aarde bewogen de grenzen van zijn machtsgebied te verleggen, die verder uit te breiden en te vergroten om die daarna onmiddellijk met piketpalen, hekken of muren af te bakenen en te markeren.
Vervolgens laat hij die nieuwe grens door het priesterdom zegenen of door het wereldlijk gezag legaliseren. En als dat eenmaal is geschied,
dan eist de vorst of autocraat op dwingende wijze van het volk dat het bloedige offers brengt om die grens koste wat het kost en in naam van
god, koning of welke autoriteit dan ook te verdedigen.
Voortaan is de grens, nadat alle daarbij behorende rituelen zijn uitgevoerd, voor de
buitenstaander een onneembare barrière, of die nu Chinees, Berlijns, Hongaars of Californisch van makelij is, de Klaagmuur of de muur rondom
Jericho of Nineve heet of in het Luxemburgse Schengen geconstrueerd is, om die ander, die altijd een opstandig iemand, een gewone vreemdeling,
een toevallige passant of vijand is, buiten of uit te sluiten. En de maatschappij, dat beweren althans de machthebbers en hun representanten
met een stelligheid die geen enkele ruimte toelaat, voortaan te behoeden voor terroristische aanslagen en allerhande onuitgesproken vreemde
invloeden.
De gehele geschiedenis door heeft de fixatie op grenzen tot een gruwelijke vorm van particularisme, tot ernstige sociale, politieke en religieuze conflicten en ? dat staat vast ? tot wrede bloeddorstige oorlogen geleid. En als ze in hun missie zijn geslaagd, als zij de vijand hebben overwonnen of buitenspel hebben gezet en zij in de veronderstelling leven dat zij conflict (tijdelijk) hebben opgelost, dan trekken de machthebbers zich weer terug in hun eigen bastion dat door een horde van vertrouwelingen wordt bewaakt en waar slechts een handvol uitverkorenen dat de machthebbers van advies heeft gediend en de oorlogszuchtige strategie heeft uitgestippeld, wordt toegelaten.
Voorlopig zijn de grenzen veiliggesteld, verzucht men binnen de muren van de machtscentra. En vervolgens duurt het niet lang totdat, als klap op de vuurpijl, er weer een oud beproefd ideologisch middel uit de kast wordt getrokken, dat orakelt dat alles wat zich aan de andere kant van de grens bevindt barbaar, idioot, exoot is of, wat vaker voorkomt, dé absolute volksvijand nummer één is.
En wat moet de filosofie hiertegen doen? Er valt in het kleine wereldje van academische filosofen een ‘doodse’ stilte.
Wat natuurlijk alles zegt over deze tijd. Welnu, laat ik de draad maar weer oppakken, Als we de balans opmaken van de eerste vijftien jaar
in dit nieuwe millennium, blijkt slechts een handvol filosofen nog in staat te zijn de uitwassen van een systeem in een kritisch kader te
plaatsen - de meesten ontbreekt het gewoonweg aan een scherp inzicht. Laat staan dat deze lieden weten wat de grenzen van een systeem zijn en
welke die zijn.
Nee van het filosofenvolk valt niet veel te verwachten. Kennelijk is alleen een tegendraadse filosoof nog in staat een kritisch antwoord te geven op de vragen hoe en wanneer grenzen van systemen tot stand zijn gekomen en hoe en waarom ze voortdurend worden overtreden. Maar daarmee is deze figuur er nog niet! Er wordt meer van hem verlangd. Hij zal ook de achtergrond en de geschiedenis van die totstandkoming en overtreding moeten blootleggen, de verschuiving van ingewikkelde machtsverhoudingen in kaart moeten brengen, die aan een nadere analyse moeten onderwerpen en die vervolgens in een historische context moeten plaatsen en tot slot zal hij alles wat hij aan het licht heeft gebracht van kritisch commentaar moeten voorzien.
Om dit project te doen slagen zal er een avontuurlijke denkexcercitie ondernomen moeten worden. Voor de goede orde, in deze proeve, in deze poging moet elke stap in het formuleren van een waarachtige kritiek als een overgangszone, een transitiehaven worden beschouwd. De talloze hinderlijke ‘elementen’, bewegingen, spanningen die zich gedurende het traject zullen voordoen en waarmee de kritische denker ongetwijfeld te kampen zal krijgen, zullen in de ‘tijdelijke’ zone moeten worden opgeruimd.
Daar zullen ook de semantische grenzen en de vastomschreven syntactische structuren worden gedemonteerd en de vastomlijnde perspectieven op de werkelijkheid worden ontregeld. Daar, in dat veld, worden de grenswachten en bewakers van de grens en zij die langs de grens marcheren en menen een oogje in het zeil te moeten houden ‘de eeuwig zingende bossen’ ingestuurd.
Elke oprechte criticus zou zich moeten inspannen - eigenlijk zou hij zichzelf daartoe moeten verplichten - de bestaande waarden te ontmantelen en de vastgeroeste betekenissen op te ruimen. Voortdurend zal hij nieuwe betekenissen moeten verzinnen om die daarna zo snel mogelijk weer af te breken. Tijdens het uitvoeren van deze belangrijke taak is hij onophoudelijk bezig grenzen te verleggen. Want kritiek uitoefenen betekent niets anders dan: grenzen verplaatsen, grenssituaties analyseren, nieuwe overgangen creëren, doorgangen en openingen zoeken, tunnels graven in het besef dat die altijd tijdelijk zijn en na verloop van tijd weer zullen verdwijnen.
Utrecht, oktober 2015
Dit is de verantwoording van een bij Het vertale verlangen imprint van Kelderuitgeverij verschenen uitgave van Eenzame verontwaardiging; een teloorgang van systemen.
De uitgave is te bestellen via Kelder Uitgeverij of via Chaosmaatschappij i.c. email van de auteur